Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13276

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: 14 april 2023 met kenmerken UHT-DCHA en UHT-O OGS B

Ontvangst bezwaarschrift: 3 mei 2023

Hoorzitting: 4 februari 2025

Overdracht advies aan UHT: 18 februari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
de bezwaren tegen de bestreden besluiten ongegrond te verklaren en het
verzoek om een vergoeding voor de proceskosten af te wijzen.

Onderwerp van advies

[Gemachtigde] heeft namens belanghebbende afzonderlijk bezwaar ingediend tegen de onderscheiden besluiten waarbij belanghebbende is meegedeeld:

  • dat belanghebbende recht heeft op een O/GS-tegemoetkoming van € 3.614.
  • dat er bij de herbeoordeling over de toeslagjaren 2011 tot en met 2014 niet is
    gebleken van fouten en dat belanghebbende derhalve geen recht heeft op
    compensatie;

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 3 maart 2021 een verzoek gedaan voor een
    herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Belanghebbende heeft, in het kader van de eerste toets, een bedrag ontvangen
    van € 30.000.
  • Op 31 maart 2023 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies
    uitgebracht. De CvW heeft overwogen, kort gezegd, dat er geen aanwijzingen zijn
    dat de definitief vastgestelde bedragen aan KOT voor de toeslagjaren 2011 tot en
    met 2014 onjuist zijn of dat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) voor deze
    jaren institutioneel vooringenomen heeft gehandeld. Evenmin zouden er
    aanwijzingen zijn voor onbillijkheden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid,
    onderdeel b, van de Wht. Verder heeft de CvW overwogen dat over de jaren 2012
    tot en met 2014 een O/GS-tegemoetkoming dient te worden verleend.
  • Bij onderscheiden brieven van 14 april 2023 zijn vorenstaande besluiten
    genomen.
  • Bij afzonderlijke brieven van 26 april 2023 heeft gemachtigde hiertegen bezwaar
    gemaakt.
  • Bij brief van 19 maart 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar
    ingediend.
  • Op 15 juli 2024 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 4 februari 2025 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij
    dit advies gevoegd.
  • Dit advies wordt uitgebracht door [voorzitter], [lid] en [lid].

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Verzoek afgifte persoonlijk dossier
Deze procedure gaat over het bezwaar van belanghebbende tegen het bestreden besluit. Het verzoek om afgifte van het persoonlijk dossier maakt geen deel uit van dit besluit zodat de Commissie alleen al om die reden niet over dit verzoek kan beslissen.

Gevolgen van de termijnoverschrijding door UHT
Belanghebbende verzoekt de Commissie advies uit te brengen over de aan UHT op te
leggen gevolgen van het overschrijden van de voor UHT geldende (beslis)termijnen. De
Commissie gaat aan dit verzoek voorbij, nu de door UHT gehanteerde termijnen van
beslissen buiten het kader van haar bevoegdheden vallen als bedoeld in artikel 2 van het Instellingsbesluit Bezwaarschriftenadviescommissie Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken en hardheid van het toeslagenstelsel.

Afwijken van forfaitaire bedragen
Belanghebbende heeft verzocht om af te wijken van de vastgestelde forfaitaire bedragen. De Commissie overweegt dat de Wht twee gescheiden compensatietrajecten kent. Zo bevat de Wht een (deels forfaitaire) compensatie voor een aantal limitatief opgesomde schadeposten en de hoogte daarvan. Dit is geregeld in de artikelen 2.2 en 2.3 van de Wht. Als een aanvrager van compensatie meer schade heeft geleden dan op grond hiervan wordt vergoed, kan om een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade worden verzocht. Dit is geregeld in artikel 2.1, derde lid, van de Wht. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat het een bewuste keuze van de wetgever is geweest om de procedure van compensatie en de aanvullende compensatie te scheiden. Gelet hierop adviseert de Commissie dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Artikel 19 Awir
Belanghebbende stelt dat B/T op grond van artikel 19 Awir destijds binnen een termijn
van negen maanden definitief had moeten beslissen over de KOT, maar dat niet heeft
gedaan. De Commissie is van oordeel dat dit bezwaar – wat daar verder ook van zij –
buiten het bereik van deze bezwaarprocedure valt en laat het daarom verder
onbesproken.

Code ‘HOTHOR’ / discriminatie
Belanghebbende heeft erop gewezen dat in het RKT-bestand staat dat zij in het HOTHOR (hoge tegemoetkoming, hoog risico) systeem is opgenomen, maar daarvan nooit in kennis is gesteld. Voorts verwijst belanghebbende met een link naar een publicatie van het College voor de Rechten van de Mens. Uit onderzoek zou blijken dat mensen van buitenlandse komaf aanzienlijk vaker werden geselecteerd voor een HOTHOR signalering dan personen met een Nederlandse achtergrond. Volgens belanghebbende is zij daarom gediscrimineerd. Als dat volgens B/T niet zo is, dan is het aan B/T om dit aan te tonen.

Jaarlijks worden door B/T aanvragen voor KOT behandeld die een HOTHOR-signalering (hoge tegemoetkoming, hoog risico) hebben. HOTHOR ontstaat wanneer op basis van een aanvraag of wijziging van KOT een toeslagbedrag wordt berekend dat boven de vastgestelde norm van € 20.000 uitkomt. In dat geval komt een automatische melding in het systeem. Er wordt dan een handmatige controle uitgevoerd om te kijken of de aanvraag of wijziging juist is opgegeven. Een dergelijke risico inventarisatie wordt volledig automatisch toegepast bij iedere burger bij het passeren van het normbedrag van € 20.000 en betreft een vorm van regulier toezicht. Een uitvraag of controle als gevolg van het door B/T gegeven kenmerk HOTHOR dwingt weliswaar tot waakzaamheid bij de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid, maar levert daar op zichzelf niet het doorslaggevende bevestigende antwoord op. Van aanwijzingen dat in het geval van belanghebbende ten aanzien van de herbeoordeelde toeslagjaren sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of van discriminatie is, uit de ter beschikking staande stukken en de tijdens de hoorzitting gebleken feiten en omstandigheden, onvoldoende gebleken.

Herbeoordeelde toeslagjaren
2011
Ten aanzien van toeslagjaar 2011 heeft er geen verlaging noch een terugvordering van
de KOT plaatsgevonden, zodat compensatie niet aan de orde is.

2012, 2013 en 2014
Van aan UHT te wijten onregelmatigheden is niet gebleken. UHT heeft in het bestreden
besluit en de schriftelijke beschouwing uitvoerig toegelicht en aannemelijk gemaakt dat de herzieningen van de voorschotten en de lagere definitieve vaststellingen, waren
gebaseerd op gegevens die van de zijde van belanghebbende zelf waren verstrekt, aan
de juistheid waarvan UHT niet hoefde te twijfelen. Ook de gegevens met betrekking tot uren en tarieven voor de kinderopvang waarvan UHT bij de besluitvorming voor de
toeslagjaren 2012, 2013 en 2014 is uitgegaan, waren van de zijde van belanghebbende afkomstig.

De slotsom is dat de verplichting tot terugbetaling van de KOT voor 2012, 2013 en 2014 het gevolg is van reguliere correcties. Dat kan niet worden aangemerkt als institutioneel vooringenomen handelen. De reguliere correcties wijzen ook niet op onbillijkheden vanwege de hardheid waarmee het wettelijk systeem werd toegepast. Daarbij ligt het in de aard van een voorschot besloten dat de werkelijke, later vast te stellen aanspraak, op een lager bedrag kan komen. Aan een voorschot kan in beginsel niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat een definitieve aanspraak op een daarmee overeenstemmend bedrag bestaat.

De Commissie begrijpt dat het terugbetalen van de KOT voor belanghebbende niet
makkelijk zal zijn geweest, maar haar situatie houdt uiteindelijk geen verband met de
problematiek waarvoor de hersteloperatie in het leven is geroepen.

De Commissie overweegt verder dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen handelen, hardheid of een onterechte O/GS-kwalificatie en niet ziet op de herziening van definitieve KOT beschikkingen. Een beoordeling daarvan valt buiten de reikwijdte van de Wht. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

O/GS-tegemoetkoming
Voor de toeslagjaren 2013 en 2014 is ten onrechte opzet/grove schuld (O/GS) vastgesteld. Belanghebbende heeft recht op de O/GS-tegemoetkoming voor die jaren. Gesteld noch aannemelijk is dat de O/GS-tegemoetkoming onjuist is vastgesteld.

Vergoeding juridische hulp
Belanghebbende heeft gesteld dat zij aanspraak maakt op een vergoeding voor juridische hulp, omdat zij zich in het verleden heeft moeten laten voorzien van juridische hulp ten einde een bezwaarschrift in te kunnen dienen. De Commissie overweegt dat er geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat belanghebbende kosten heeft moeten maken voor het inschakelen van juridische hulp. Ook overigens is een dergelijke bijstand onvoldoende aannemelijk geworden. Gelet hierop adviseert de Commissie UHT het bezwaar ten aanzien van dit punt ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding
Gemachtigde heeft ten slotte een verzoek gedaan tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand. Omdat de bezwaren ongegrond zijn, komt belanghebbende op grond van artikel 7:15 lid 2 Awb niet in aanmerking voor toekenning van een proceskostenvergoeding.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • De bezwaren ongegrond te verklaren en de bestreden besluiten niet te herroepen;
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te kennen, af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter